Quantcast
Channel: www.voornewiki.nl » Van Mond tot Mond

Het kasteeltje ‘De Olifant’

$
0
0

door: Joke van Driel

kasteeltjed-de-olifant-te-nieuwesluis2

Het buurtschap Nieuwesluis (aan de noordzijde van het kanaal door Voorne), bestaat niet meer. Rechtsonder het kasteeltje ‘De Olifant’ dat door het opgespoten land op de voorgrond al dicht benaderd wordt.

Joke van Driel: ‘Mijn man had vroeger een eigen schip dat zand en grint vervoerde en soms lag te lossen in Nieuwesluis. Het kasteeltje De Olifant in het buurtschap is het enige bouwwerk dat steen voor steen werd afgebroken en in Rotterdam weer opgebouwd. De rest is allemaal afgebroken en er is een dam in het kanaal gelegd halverwege de trambrug en de sluis. De Brielse Maas is dichtgespoten en omgelegd dwars door Nieuwesluis heen en het nieuwe Hartelkanaal werd dwars door Nieuwesluis gegraven. Later werd de ICI gebouwd waar de Brielse Maas was dicht gemaakt’.


Elektrisch licht!

$
0
0
dirk-van-der-voorde-en-arie-van-eendenburg-plaatsen-de-eerste-kronen-met-electrisch-licht-in-de-st-catharijkerk-te-brielle

Joke van Driel: ‘Mijn vader, Dirk van der Voorde, en Arie van Eendenburg plaatsen de eerste kronen met elektrisch licht in de St. Catharijnekerk te Brielle’.

Baardman op de bodem

$
0
0

Door: Piet van Driel, schipper van de ‘Secunda’

Begin jaren zestig van de vorige eeuw werd door de Zand- en Grindhandel Van Driel uit Brielle zand gebaggerd uit de Brielse Maas. Het werd met twee schepen gedaan en je moest er wel een vergunning voor hebben want dat ging niet zomaar. Ik was toen eigenaar van en schipper op het schip ‘Secunda’. De schepen hadden een grijper om het zand van de Brielse Maasbodem te halen. Mijn schip had een laadvermogen van 123 ton en na ongeveer tweeëneenhalf uur was het schip geladen. De ‘Secunda’ had Brielle als thuishaven, waar ook de opslag was gevestigd aan de Lijnbaan aldaar. Het schip moest natuurlijk ook gelost worden en dat werd met een trekbak gedaan die met een lier en staaldraad door het zand getrokken werd, waardoor de bak zich met zand vulde. Ook dat duurde wel een paar uur.

Harde kruik

Tijdens het lossen van een scheepslading zand stootte de trekbak op iets hards. Ik dacht dat het een grote kei zou zijn, want er ligt van alles tussen het zand. De bak met zand weegt ongeveer 1 ton en tot tweemaal toe ketste de bak tegen de harde kei. Ik wilde die kei verwijderen door hem eruit te scheppen en tot mijn verbazing bleek de kei een oude kruik die geen spoor van beschadiging had opgelopen. Na navraag bleek de kruik uit ongeveer 1600 te zijn en gebruikt voor wijn en andere dranken. Een bijzondere vondst dus. Wie zou er in de zeventiende eeuw een kruik in de Maas gegooid hebben? De Baardman uit de Brielle Maas maakt het goed en staat nu bij mij thuis op het dressoir.

baardman-klein

Een Baardmankruik is een kruik die gemaakt is in het Rijnlands ‘Steengoed’-gebied rondom de stad Keulen in de 15e tot en met de 18e eeuw. Volgens de overlevering zou de baardige manskop op de hals van de kruik God moeten voorstellen. Een andere verklaring beweert dat Keulse pottenbakkers, die in de 16e eeuw werden verjaagd uit de stad Keulen, uit kwaadheid de gezichten van de Keulse stadsbestuurders hebben aangebracht op de hals van de baardmankruiken. De pottenbakkers zouden verjaagd zijn vanwege het gifgas dat vrijkwam bij hun bakproces. Dit leidde tot een rel en veel pottenbakkers vestigden zich in Frechen. Tot op heden is deze verklaring nog niet bewezen. De hele vroege vormen uit de 15e en 16e eeuw (Spitsneuzen) lijken hun oorsprong te hebben in kruiken uit de Romeinse tijd.

Het boek van 50 jaar Hellevoetsluis en herinneringen

$
0
0

“Zaterdagavond 22 januari kwamen mijn ouders onverwachts even langs. Gezellig een kopje koffie er bij en even heen en weer praten. Opeens zag ik het gekregen boek liggen en gaf het aan  mijn moeder. Ze bladerde het op haar gemakje door en vond het een mooi boek. Daarna aan mijn vader gegeven om er in te kijken en terwijl hij zat te bladeren begon hij zachtjes te vertellen.”

“Weet je, Fran, jouw opa, daarna kijkend naar mijn moeder, zich corrigerend, dus,  mijn vader heeft ook in Hellevoetsluis gewoond.  Ja, toen was Hellevoetsluis natuurlijk nog geen Hellevoetsluis zoals wij het nu kennen, maar een drukke Marinestad. Het was er altijd een drukte van belang en mijn vader behoorde tot het paardenvolk. Weet je, zo noemde ze dat vroeger, of hij ook op de paarden heeft gereden weet ik eigenlijk niet, maar hij behoorde in ieder geval tot het paardenvolk.”

“Oma, mijn moeder dus, werd ernstig ziek, ze had pluritus en moest worden afgevoerd naar het ziekenhuis in Rotterdam. De ziekenauto’s in die tijd waren natuurlijk niet de ziekenauto’s die wij nu kennen.”

“Onderweg naar Rotterdam halverwege het kanaal”, vertelde mijn vader zachtjes verder, “ja, het kanaal was natuurlijk nog niet de weg die wij nu kennen, het kanaal bestond uit een zandweg vol kuilen, bulten en losse stenen. Het was natuurlijk al niet de fijnste manier om een zieke patiënt te vervoeren maar in die tijd wist men ook niet beter. Dus zoals ik al zei, halverwege het kanaal kregen zij een lekke band.”

“Ja”, zei mijn vader peinzend, “natuurlijk was in die tijd langs het kanaal niets, helemaal niets een grote verlate vlakte. Dan sta je daar dus, toen hebben zij de volgende oplossing bedacht. De band hebben zij volgepropt met droge stro, net zo lang dat de band het gewicht van de auto een beetje kon verdragen. Daarna zijn ze dan toch nog met een band vol stro in het ziekenhuis aangekomen.”

“Wat zo’n boek aan herinneringen op laat wellen.. Mijn vader is 87 jaar oud en mijn moeder wordt in april 85 jaar.”

Frannie

Bedrijven langs de havens van Brielle in vroegere tijden

$
0
0

Den Briel, 20 november 2010.

“Mijn herinneringen aan de bedrijvigheid langs de havens van den Briel in vroeger tijden. Dat vroeger is voor mij vanaf ongeveer1940 totdat de gemeente den Briel de bedrijvigheid in de havens verruilde voor luxe jachthavens.  Langs de verschillende havens, zoals Maarland, Kaai, Lijnbaan, Slagveld, Scharloo waren bedrijven gevestigd. De eigenaar woonde er vaak bij.

Langs de Zevenhuizen was een kolenhandel van de firma Kruit. De firma had een eigen schip dat ook als pakhuis werd gebruikt en als het schip leeg was dan trossen los en naar Rotterdam voor nieuwe voorraad. Later na beëindiging van de kolenhandel kwam er een scheepsreparatiebedrijf in van de heer Leeflang.

Reparatiebedrijf Leeflang

Schip voor reparatie bij fa. Leeflang aan het Slagveld

Zo waren op het Slagveld de Kalkfabriek, de Gasfabriek en de Houtcentrale “De Eilanden” met o.a. als directeur de heer van der Zee. De touwslagerij die meerdere panden in beslag nam. (Zelf heb ik er nog bij gestaan de er koptouwen gemaakt werden voor koeien en paarden van de boeren.) Waarschijnlijk is nu in één van de panden het taxibedrijf van de Baan. En waar nu de laatst nieuw gebouwde huizen staan ( voorheen autobedrijf Honda) waren ook touwslagerijen.

Slagveld met Kalkfabriek

Het transportbedrijf van de heer Weggeman die de groenten en het fruit voor de veiling vervoerde. Het Veilinggebouw, waar nu de Albert Hein staat. Tegenover de Veiling stond langs de waterkant het cementpakhuis van de firma Spoon en Zoetemeijer. ( Was vroeger ook een touwslagerij).

Later op de plaats tussen de Gasfabriek en de Kalkfabriek het bedrijf van Ad van Eendenburg met zijn garage. Dit bedrijf is nu 2010 gevestigd in het bedrijventerrein “Het Woud”.

Op de hoek Kaaistraat-Scharloo stond en staat nu nog het vroegere graanpakhuis. Schepen lagen er graan te laden en te lossen.

Verder op het Scharloo stonden de kolenpakhuizen van de familie Spoon. Momenteel zijn voor deze pakhuizen enkele containers geplaatst om bescherming te bieden tegen eventueel instorting.

Kolenhandel Spoon aan het Scharloo

De havenkant lag vol met bouwmaterialen zoals bouwstenen, gresbuizen e.d. behorende bij de firma Spoon en Zoetemeijer.

Iets verder het aannemersbedrijf van de familie Poldervaart dat nu nog in bedrijf is. De Coöperatieve melkfabriek “De Vooruitgang” en het bedrijf dat landbouwmachine maakte van de  familie van Leeuwen. In het begin werden de machines van hout gemaakt.

Als men de Kaaibrug richting Kaai liep had men aan de rechterzijde Hotel Restaurant “De Doelen”. Aan de Kaai stonden de pakhuizen die in gebruik waren door de Beurtschippers. Schippers waren o.a. Brand, Bouman, van Noort en Kortebout. In de herfst lagen er op de Kaai grote bergen met bieten die door de boeren er heen gebracht waren en die door schepen geladen werden. Verder stond er op de hoek Varkensstraat – Kaai een café-restaurant annex feestzaal van de heer Jan Dedert. Veel schippers en boeren bezochten dit café. Nu 2010 in gebruik door de HEMA.

Aan het eind van de Kaai stond een boerderij daar woonde in mijn jeugd een rietboer die riet sneed langs de Brielse Maaskant en dit verhandelde. Later was er een scheepsreparatiebedrijf van de heer van der Torre. Nu in 2010 verbouwd als appartementencomplex.

Op naar de Lijnbaan! Aan het begin stond er de achterkant van de openbare lagere school. (De ingang en speelplein stonden aan de Rozemarijnstraat).  Even verder was er een grote loods waar de Duitsers in de oorlog hun materiaal in hadden staan. Later was er een bouwmaterialen bedrijf in gevestigd. Waar nu anno 2010 de bibliotheek in gevestigd is was vroeger een kunstmest opslag.

Op de hoek Fransestraat-Lijnbaan was het zand en grindbedrijf van de firma van Driel. De firma had er een opslag van zand en grind en vervoerde dit met vrachtwagens en twee schepen de “Morgenster”en de “Secunda”. Langs de walkant stonden trechters om het zand en grind in te storten dat uit de schepen gelost werden en met de vrachtwagens vervoerd voor de bouw en in de winter het zand voor het bestrooien tegen de gladde wegen. Het grind werd gehaald bij de zogenaamde grindgaten en het zand werd uit de Brielse Maas gebaggerd.

Zand en grindhandel Van Driel

Nu het Maarland. Langs Maarland ZZ kwam de Vlaardingse boot aan. Anton van der Poel was een druk baasje om de pakketten en alles eromheen klaar te maken voor vervoer met de boot. Met deze boten kwamen ook de mensen die naar de Bedevaartskapel aan de Rik gingen ( Processie). De zgn. “Puttertjes” die heilig water uit de vijver meenamen naar huis. Ook aan deze kant van het Maarland het bodebedrijf en beurtschipper Kortebout met zijn schip “Anna Cornelia” dat voer op Zaandam.

Verder was er op Maarland ZZ voorbij de brug een Bouwmaterialenbedrijf van de heer van der Meijden. Aan de overkant Maarland NZ staan en stonden veel herenhuizen en minder bedrijven. Wel werden er schepen gelost. Er was een Stalhouderij van de heer Kriensen uiteraard met koetsen en een lijkwagen. Aan het einde van het Maarland was en is er de zgn. Sloepenloods. Deze was vroeger gebouwd om onderdak te bieden en reparatie van de sloepen voor het Nederlandse legeronderdeel de “Pontonniers”. Deze loods is voor vele doeleinde gebruikt. In de oorlog hadden de Duitsers het in gebruik en stonden er paarden in. Later was het in gebruik door de gebroeders van Heijzen. Deze hadden er een scheepsreparatiebedrijfje in. Nu is er een schietvereniging in gevestigd.”

Herinneringen van Piet van Driel.

(Door Joke van Driel)

Beurs in het veilinggebouw van Brielle

$
0
0

In 1933 was er een beurs in het veilinggebouw van Brielle. Deze beurs werd gehouden met winkeliers en bedrijven uit Brielle en omgeving. Sommige namen op de stands komen vast bekend voor. Zoals de grossier J. Borkent uit Brielle,  Dirk van der Voorde uit Oostvoorne, C.J. Kip uit Oostvoorne, Firma Arkenbout uit Brielle, J.Weltevrede uit Brielle, Stefan Kiftner uit Brielle, J. Welman uit Brielle, Banketbakker Jongejan,  H. Smit uit Brielle en vele anderen.

Het veilinggebouw stond waar nu Albert Hein gevestigd is aan het Slagveld.

Hierbij enkele foto’s die Joke van Driel mocht scannen uit de fotoalbum van de heer J. Dedert uit Brielle. De heer Dedert heeft jaren een café-restaurant en feestzaal aan de Kaai in Brielle gehad. Hij is een bekend persoon in Brielle.

beurs1033c1 beurs1933m1 beurs1933s1 beurs 19331 beursbrielle1933v1 beursbrielle19331 de Gast1 ribbe31

De Tweede Wereldoorlog – herinneringen aan het bombardement op Brielle.

$
0
0

“Het was donderdag 4 maart 1943. Ik was toen 11 jaar. Zoals iedere dag ging ik ‘s morgens naar de lagere christelijke school. Mijn eigen schoolgebouw in de Schoolstraat was gevorderd door de Duitse Weermacht. Daarom waren de leerlingen onder gebracht in diverse scholen in Brielle. Mijn klas zat in de lagere tuinbouwschool in de Langestraat. Mijn oudere broer zat bijvoorbeeld in een zolderruimte in de lagere technische school. Zodoende waren de leerlingen her en der verspreid over verschillende locaties.

Ons lokaal had uitzicht op de Coppelstockstraat. Meester Hartingsveld was mijn onderwijzer en stond iets uit te leggen op het bord. Plotseling voelde ik een trilling in de vloer en naar buiten kijkend regende het dakpannen in de Coppelstockstraat. Ik heb geen knal of klap gehoord maar de meester zei ons dat we de klas uit moesten. Onze banken stonden heel dicht tegen elkaar omdat we met veel te veel leerlingen in een te klein lokaal moesten zitten, met als resultaat dat we haast niet weg konden komen.

Toen we de voordeur hadden bereikt leek het of er een plaat voor gespijkerd was en dat bleek later een dichte stofwolk die het uitzicht totaal onmogelijk had gemaakt. We moesten door de achterdeur via de tuin de school verlaten. De meester zei dat we naar huis moesten gaan. En ik ging!

Zonder dat ik in de Langestraat ging kijken naar de chaos die er was. Later in de middag ben ik terug gegaan en toen zag ik wat het bombardement teweeg had gebracht. Er was een voltreffer op de meisjesvakschool en een deel van de technische school, waar mijn broer zat, getroffen. Gelukkig heeft hij het er levend afgebracht.

Overal was er een dikke laag stof.  Behalve op de scholen was er een bom gevallen op een schip met cement dat in de haven lag. Overal in de buurt lag er cement.

Op weg naar huis bleek er ook een bom op een huis in de Dijkstraat gevallen. Er was een grote bomkrater. Van het huis was niet veel meer over maar de oude mevrouw die er woonde lag onder een tafel met haar poes en leefde nog.

Dijkstraat

Toen ik thuis kwam ( ik woonde toen bij mijn grootouders omdat mijn ouders met een schip voeren) stond de voordeur open en dat was nu net iets dat nooit voor kwam. Mijn grootvader liep op klompen in de gang en er lag stro. Wij als kinderen mochten nooit door de voordeur naar binnen. Altijd achterom.

Er heerste in Brielle een totale verslagenheid. Niemand had dit aan zien komen. Er zijn slachtoffers gevallen zowel van de inwoners van Brielle als leerlingen van buiten. ”

Piet van Driel.

(door Joke van Driel)

RTM, Rotterdam Tramweg Maatschappij

$
0
0

Uitwerking gesprek(ken) met o.a mevrouw Jopie van Driel- van der Voorde  (Woensdag 2 februari 2011).

 Tramstation de Ruy

Tramstation De Ruy te Oostvoorne 1965  

RTM, Rotterdam Tramweg Maatschappij

 

Het verlengde van de Stationsweg, De Ruy, werd vanaf 1906 gekenmerkt door een tramstation waar de tram vanuit Rotterdam,   en in de zomer, richting het strand van Oostvoorne passeerde. Bij dit perron was een remise. De wagons die hierop stil stonden werden door de kinderen uit de buurt gebruikt als ‘speelhuisjes’. Hier speelden zij spelletjes als verstoppertje. Als de locomotieven op dit perron ‘stoom af bliezen’ dansten de kinderen hierin rond. Bij het perron bevond zich ook een stationsgebouw waar men een biertje kon drinken en eventueel wachten op het trammetje.

Koloniehuis

Koloniehuis  ‘Ons Genoegen’ ca. 1930    

Aan de overkant van de huidige Ruy ( tegenover de ABN-AMRO Bank) woonde de familie Moerman, deze had een kolenhandel aldaar In de tijd dat er nog locomotieven over de tramrails reden was dit dus erg handig dat zich een kolenboer zo dicht bij een perron bevond.

De tram, ook wel het “Moordenaartje” genoemd, bracht in de zomer de badgasten naar het strand en als het erg sneeuwde of vroor, de jeugd naar het voortgezet onderwijs in Brielle en Rotterdam. Er reed ook een stoptram, deze bleef onder andere in Brielle langer stilstaan.

 

In de zomer kwamen de zogenoemde ‘Bleekneusjes’ met, onder andere, de tram naar Oostvoorne. Dit waren Rotterdamse kinderen die wel een frisse neus konden gebruiken. Zij verbleven onder andere in Oostvoorne in de ‘koloniehuizen’. Een voorbeeld van zo een koloniehuis is “Ons Genoegen”. Dit huis bevond zich waar het huidige Medisch Kinderziekenhuis staat, aan de Noordweg te Oostvoorne.

 Trap

Betonnen trap naast Van Marion 2011

Veel Rotterdammers kwamen (en komen nog steeds) vakantie vieren op het kampeercentrum “Het Kruininger Gors”.  Een rede van de populariteit van deze vakantie was de zee, die destijds reikte tot het Gors en overging in de Brielse Maas. Door het plaatsen van de eerste dam lag het Gors niet meer aan open zee maar aan het  Brielse Meer en door het plaatsen van de tweede dam ontstond het Oostvoornse meer. Jopie van Driel herinnert zich de boot die aanlag aan de steiger aan de boulevard ongeveer ter hoogte van de Zwartelaan voordat de Dam werd geplaatst. Tegenover het hotel ’t Wapen van Marion kun je met een trap langs de boulevard naar beneden lopen, naar het  “Het Groene Strand”. Hier zijn nog steeds de ‘zuurkoolstenen’ te zien waar Jopie nog met haar vriendje overheen liep. Waar je nu een enorm landschap ziet was vroeger de zee, die reikte tot deze ‘zuurkoolstenen’. Deze noemt Jopie zo omdat ze erg leken op de stenen die men vroeger gebruikte bij het afdekken van de eigen gemaakte zuurkool.

Bij het hotel Van Marion zijn de oude stenen van de Stationsweg te zien. Deze zijn verwerkt aan de rand van de parkeerplaats tussen stoep en parkeerplaats. Ze lijken haast helder blauw. ‘Ze waren niet ruw, maar leken net gepolijst’ zo vertelt Jopie.

stationsstenen

Stationswegstenen bij parkeerplaats Van Marion 2011

 Muziektent

Muziektent dorpsplein Oostvoorne ca. 1928

Een feest in de jaren 50 waar veel van deze vakantiegangers van het Gors op afkwamen was de “Winkelweek”. Dit was een week in augustus die in het teken stond van muziek en feest. Onder andere de Stationsweg werd verlicht door een heleboel lampjes  en versierd met vlaggetjes waaraan de vader van Jopie meehielp. Tijdens deze week was het zo druk in het centrum van Oostvoorne dat men niet eens kon oversteken van Café Centraal naar hun huis, Stationsweg 5. Ook speelde de Volharding tijdens deze week in de muziektent die toen nog stond op het dorpsplein.

Vader van Jopi

In het huis Stationsweg 5 had haar vader een winkel met lampen, pannen, spiegels, radio’s en na 1954 ook televisies. Zij moest in de winkel helpen, maar deed dit niet graag omdat zij niet net als haar vader een goede verkoper was. Haar vader was ook elektricien en moest tijdens tweede wereldoorlog van de Duitsers het koperdraad uit de elektriciteitspalen knippen. Hierbij klom hij, net als vele andere elektriciens, met ijzeren pinnen zgn. “schaatsen” aan zijn schoenen boven in de palen. De Duitsers gebruikten deze koper om te smelten tot nieuwe munitie.

Op een avond, tijdens het eten, kwam een dronken Duitse soldaat achter om gelopen bij haar thuis. Hij vroeg naar de stapel koper die haar vader achter in de tuin had liggen. Terwijl haar vader de Duitse soldaat met praatjes afleidt, gaat de soldaat op het aanrecht zitten, ongemerkt in het bordje hutspot van haar zusje. Toen hij vervolgens weer opstond plakte dit prakje nog aan zijn lederen broek. Hij liep weg via het slop waar haar vader het prakje later terug vond.


Van Oostvoorne’s Mannenkoor naar The Lighthouse Singers

$
0
0

Het Voorne’s Mannenkoor heette oorspronkelijk het Oostvoorne’s Mannenkoor en is op 13 april 1934 opgericht met als standplaats Oostvoorne. Het ontwikkelde zich als een traditioneel mannenkoor.

In 1991 is het koor verhuisd naar Hellevoetsluis en daarmee is de naam veranderd in Voorne’s Mannenkoor. Het koor heeft vele successen gekend, maar kon het uiteindelijk niet volhouden, mede door de “concurrentie” van andere grote mannenkoren uit Rozenburg en Spijkenisse. Het koor had nog maar 16 leden. In mei 2004 werd het stoppen of doorstarten. Het werd uiteindelijk een doorstart, met een zestiental oud-leden, maar wel met een andere naam en een lichter repertoire van veelal Engels- en Nederlandstalige evergreens uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. Het allereerste optreden van The Lighthouse Singers was op 2 april 2005 bij de heropening, na restauratie, van de Hellevoetse vuurtoren. In het seizoen 1997/1998 kreeg het koor Amare Bilate als dirigent. Hij volgde de heer Aart van der Gronden op.

40-jarig-jubileum-vm

Veertig jarig jubileum van het Voorne's Mannenkoor

Al 38 jaar het koor trouw

De heer Cor Gardenier, geboren op 14 december 1931 en op het moment van dit schrijven 79 jaar, is al 38 jaar lid van het Voorne’s Mannenkoor. Dit koor bestaat sinds 2004 onder de naam Lighthouse Singers. Het verhaal van meneer Gardenier gaat met name over de tijd van het Voorne’s Mannenkoor. Hij haalt een aantal gebeurtenissen uit zijn jarenlange lidmaatschap aan. De leden van het Voorne’s Mannenkoor kwamen uit Spijkenisse, Hellevoetsluis, Brielle, Rockanje, Scharendijke en Oostvoorne. Er werd, en er wordt nog steeds, iedere week op dinsdag gerepeteerd van 20.00 – 22.00 uur. Dit gebeurde respectievelijk in De Toren te Oostvoorne, bij Tori aan de Tolweg in Hellevoetsluis, in gebouw De Veste en in de Hervormde Kerk aan de Oostzanddijk. In 1973 is een kledingfonds ingesteld, met het doel het verkrijgen van uniforme kleding voor de leden van het koor. Het kledingfonds werd beheerd door een koorlid, onder goedkeuring van de leden en op voorstel van het bestuur. Er werd een reglement opgesteld waar de koorleden zich aan dienden te houden.

40-jarig jubileum

Ten behoeve van het 40-jarig jubileum van het (toen nog) Oostvoorne’s Mannenkoor is in 1974 een jubileumboekje uitgegeven. In het boekje wordt vermeld dat het fijn was dat een aantal mannen de depressie in de cultuurarme jaren met hun koor hadden overleefd. En dat het goed ging met het Oostvoorne’s Mannenkoor. Denk erom: het leven begint bij 40! Was getekend: A. Bolwidt, burgemeester. Er wordt in het boekje ook een woordje gedaan door Wil Buitinga, in 1974 amper twee jaar als dirigent aan het koor verbonden. Het koor telt op dat moment ongeveer 45 leden, waarin de jeugd goed vertegenwoordigd is. Hij spreekt de hoop uit dat, als alles meezit en de repetities trouw bezocht worden, het “hernieuwde” mannenkoor na verloop van enkele jaren het beste mannenkoor van de regio kan worden. Er wordt afgesloten met: “De toekomst is in 1974 begonnen. We blijven zingen. Mooier dan ooit. Een belofte aan u, in dit jubileumjaar.”

50-jarig jubileum

Op 14 april 1984 werd het 50-jarig bestaan van het Oostvoorne’s Mannenkoor met een receptie gevierd in het dorpscentrum “De Man” in Oostvoorne. Alle leden ontvingen hiervoor een uitnodiging. Bij de uitnodiging was een briefje gevoegd:

“Om een zo’n goed mogelijke presentatie van het Oostvoorne’s Mannenkoor op de receptie te verspreiden is het van groot belang dat, zo mogelijk, alle leden daaraan meewerken. Het is niet de receptie van het bestuur, maar van het Oostvoorne’s Mannenkoor, en dat zijn we allemaal. Daarom doet het bestuur een dringend beroep op alle leden om, als het enigszins mogelijk is, allen in zangerskostuum, aanwezig te zijn. Het is het gouden jubileum van uw en ons koor. Ja, ook van U – U – U.”

Er werden tijdens het jubileumjaar 1984, onder leiding van dirigent Willem Chr. Meyboom, drie jubileumconcerten gehouden: Op 14 april in de Gereformeerde Kerk aan de Rialaan te Oostvoorne, op 22 september in de St. Catharyne-kerk te Brielle en op 6 oktober in de Petrakerk aan de Corn. Kleiburgstraat in Hellevoetsluis. In de krant van 26 september 1984 stond: “Het Jubileumconcert dat afgelopen zaterdag werd gegeven door het Oostvoorne’s Mannenkoor is een enorm succes geworden. De Brielse Catharijne Kerk was volgestroomd met honderden belangstellenden en zij hebben genoten van een groots concert. Dirigent Willem Meyboom kon terecht trots zijn op deze prestatie. Er waren na afloop veel bloemen.”

bestuur-1974

World Press Photo Gala

In 1988 kreeg de vereniging een uitnodiging van John de Mol/Wentink Evenementen om Willeke Alberti en Freek de Jonge vocaal te ondersteunen tijdens hun optreden bij het World Press Photo Gala in het concertgebouw in Amsterdam. Er werd een gedeelte gezongen uit de musical “Hello Dolly”, voor deze gelegenheid voorzien van de Nederlandse tekst “Hallo Willeke”. Verder nog gaven de mannen vocale ondersteuning vanuit de zaal bij de finalesong “The Best Of Times Is Now”. Zowel Willeke als Freek spraken hun waardering uit voor de ondersteuning die ze hadden gehad van het Voorne’s Vocaal Essemble, terwijl de Stichting World Press Photo het mannenkoor beloonde met een daverend applaus en een flinke donatie t.b.v. het 55-jarig lustrumfonds. Een passage uit het jaarverslag van het Oostvoorne’s Mannenkoor in 1988:

“Oostvoorne’s Mannenkoor in het Concertgebouw. Een aantal zangers van ons koor, te weten de heren Altena, Engels, Gardenier, Izaks, Van Saarloos, De Swart, Tillema en Visschraper, traden daar als Voorne’s Vocaal Ensemble op. Een dag om nooit te vergeten (en 500 gulden in de kas!).”

Klank- en lichtspel Willem III

In de zomer van 1988 nam het Oostvoorne’s Mannenkoor deel aan het Klank- en lichtspel Willem III. Het spektakel werd van 2 t/m 9 juli opgevoerd. De generale repetitie was op vrijdag 1 juli. De instructies waren helder. Een greep:

  • Het Klank- en lichtspel is een bijzonder evenement dat hopelijk veel speelplezier zal geven. Wil het spel een succes worden dan is alleen een goede acteerprestatie niet voldoende. Alles valt en staat met een perfect lopende organisatie. Vanwege het groot aantal deelnemers is het uiterst belangrijk dat iedereen zich aan de regels houdt.
  • Omkleden na het spel in de Raadszaal lijkt onmogelijk. Spelers (en zangers) zullen hun burgerpakje in kostuum ophalen en in de hal en gang moeten wachten op hun beurt voor omkleden.
  • Het wordt voor iedereen een moeilijke dag. Blijf dus rustig en raak niet geïrriteerd als het anders gaat.
  • De grimeuse en de kleedster zijn verantwoordelijk voor je “outfit”. Zij bepalen wat wel en niet nodig is.
  • Je krijgt twee paar kousen. Zorg dat je altijd een schoon paar bij je hebt.
  • Mannen moeten goed geschoren zijn. Vrouwen dragen slechts weinig make-up.
  • Het richten van geweren en trekken van wapens is taboe! Gevaarlijk spel betekent dat je onmiddellijk wordt weggestuurd.
  • En tot slot: Bij het spel zijn ruim 200 mensen betrokken en ongetwijfeld zal er soms iets misgaan. Zowel spelers als de organisatie werken onder hoogspanning. Raak niet te snel geprikkeld, bewaar je kalmte en probeer dezelfde collegiale sfeer te handhaven als tijdens de repetities. Toneelspelen is per slot van rekening een hobby waar we met z’n allen veel plezier aan beleven.

Mannentaal

Op een gegeven moment wordt het verenigingsblad “Mannentaal” in het leven geroepen. De vrouw van één van de koorleden, mevr. T.A. Kruik-Briggeman, brengt in de vorm van een gedicht een ode aan de koorleden.

Dames en heren neem mij niet kwalijk dat ik u stoor.
Ik wil u iets gaan vertellen over het mannenkoor.

Want er valt dikwijls toch veel te beleven,
Daarom heb ik het één en ander opgeschreven.

Nu moet ik u vast even uitleggen,
dat ik het meeste heb van horen zeggen.

Iedere dinsdag repeteren ze vol vuur,
Toch zeker wel zo’n twee en half uur.

En zijn ze eenmaal goed begonnen,
worden de sterren van de hemel gezongen.

Het opendoen van de mond wordt ze ook geleerd,
want dat gaat nogal eens verkeerd.

De dirigent roept, jullie lijken wel knorrende kippen,
maak eens een o van je mond en tuit eens je lippen.

Hé, meneer de Jong, u zingt hard genoeg,
en meneer Oranje u begint weer te vroeg.

Als het dan weer net een beetje gaat,
wordt er door Kruik dwars door heen gepraat.

Dan kan u rustig van mij geloven,
dan fonkelen doordringend de heer Meijboom zijn ogen.

Wanhopig denkt die man dan even,
was ik maar timmerman gebleven.

De heer Dubach was even door ziekte geveld,
maar is gelukkig weer hersteld.

Hij zingt weer met veel plezier,
van ‘t Hermenieks en het gerstenbier

Meneer Eendenburg is de man,
die zo fantastisch praten kan.

Hij is de woordvoerder van het koor,
Ik heb daar de grootste bewondering voor.

Maar jl. zaterdag, ik zeg het maar even,
is hij toch in gebreke gebleven.

Hij bedankte Hellevoets vrouwen, zonder namen te noemen,
sprak spijtig “Ik heb voor zo velen geen bloemen.

Maar wij beschouwen jullie als onze zussen,
Daarom zal ik jullie als dank bij het afscheid kussen.”

En ik nog denken, werkelijk waar,
dat vind ik nou een lief gebaar.

Toen ik de vrouwen zag wachten in het portaal,
vond ik dat wel een beetje abnormaal.

want de heer Eendenburg die was zoek,
die liep al in zijn spijkerbroek.

Dus leer van mij dames, ook in deze tijd,
gaat het werk nog altijd voor de meid.

Er wordt door de mannen altijd hard gesjouwd,
het podium moet steeds worden op en afgebouwd.

Van der Ende die snelt als een haas heen en weer,
denkt zeker als ik er niet meer bij ben dan gaat het niet meer.

In de Petrakerk wordt zelfs de preekstoel aan de kant gezet,
ik deed van schrik snel een schietgebed.

Met eigen ogen heb ik het gezien,
dat ding ging op de schouders van een man of tien.

Zelfs Hogersteger had nooit kunnen geloven
dat hij zich onder de preekstoel uit zou sloven.

Elke dinsdag in de pauze wordt er koffie gezet,
dat door de dames Graper en Kornet.

Ook de afwas wordt door die vrouwen gedaan,
je zult er toch maar aan gaan staan.

Zulke dingen worden snel over het hoofd gezien,
maar ik vind het knap, van mij krijgt u een tien.

De verloting is ook het bespreken waard,
die wordt altijd geleid door de man met de baard.

Die brult: Waar blijven mijn klanten? Wie koopt er een lot?
Kom op mannen, het is voor de jubileumpot.

Kijk die prijzen daar nou eens aan,
zoiets kan je toch niet laten staan?

Want onder ons gezegd en gezwegen,
zulke prijzen kom je toch nergens tegen?

Een zak bonen en een bloemkool vers van het land,
ook bessensap en pruimen gaan goed van de hand.

Natuurlijk kan ik het niet laten,
om over de nieuwe kostuums te praten.

In Oostvoorne is de maat genomen,
voor het passen moesten ze naar de Binnenweg komen.

Ik vond dat eigenlijk niet zo fijn,
want soms kan het daar gevaarlijk zijn.

Daar staan van die moois dames in de deur,
het zijn blonde en zwarte, te kust en te keur.

En mensen, dit is echt geen geroddel,
ze dragen zo weinig boven de gordel.

Daarom was ik bang dat ze onze heren,
hiermee soms zouden imponeren.

Gelukkig heb ik later vernomen,
zijn onze mannen ongeschonden weer thuis gekomen.

Wat de kostuums betreft, dat is zonder gein,
kunnen we er allemaal best trots op zijn.

Nu alle gekheid van de baan,
mannen, ik hoop dat het u goed moge gaan.

Nog veel succes dat meen ik oprecht,
Ik dank u wel, ik heb gezegd.

T.A. Kruik — Briggeman.

foto-voornes-mannenkoor

Gunstige kritieken voor het koor.

60-jarig bestaan van het Voorne’s Mannenkoor

In 1994 werd stilgestaan bij het 60-jarig jubileum. Uit het jaarverslag:

“De vereniging liet vele malen letterlijk van zich horen en zocht ook een aantal maal de publiciteit via de plaatselijke en regionale media. Op de meeste van die activiteiten kunnen bestuur, dirigent en leden met een gevoel van tevredenheid terugzien. Helaas waren er ook zaken die minder voorspoedig verloop kenden. Zo baarden de financiën enige zorg en kon de opwaartse lijn met betrekking tot het aantal leden niet voldoende worden vastgehouden. In het jaar 1994 stonden 41 mannen op de ledenlijst, waarvan 39 actief deelnamen. Dhr. W. Chr. Meyboom was dirigent van het koor. In de loop van 1994 werd aandacht besteed aan het feit dat hij vijftien jaar onafgebroken aan het koor verbonden was”.

Aan het eind van het jaarverslag paste een woord van dank aan allen, die zich op de een of andere manier voor het koor hebben ingezet.

Reis naar Toulon, Zuid-Frankrijk

Van 22 – 26 mei 1995 werd er een concertreis naar Toulon, een havenstad aan de Franse zuidkust, gemaakt. Alle deelnemers aan deze reis ontvingen een bericht, om zich voor te kunnen bereiden op de reis. ”Alvorens wij begonnen met het organiseren van deze reis hebben we ons eerst afgevraagd: “Waarom, pourquoi?”. Een greep uit de argumenten:

  1. het aanhalen van (duurzame) contacten met buitenlandse koren;
  2. promotie van het Voorne’s Mannenkoor ;
  3. actief zijn in een buitenlandse (franse) organisatie;
  4. verstevigen van de onderlinge band in het koor, en tenslotte
  5. veel plezier ervaren tijdens de concerten, de repetities en vooral daarbuiten aan de Middellandse zee”.

En verder: “In de bus onderweg wordt aan de rokers een bijzonder aantrekkelijk aanbod gedaan. Een gratis ontwenningskuur (u was het al zo lang van plan) wordt hen aangeboden. Mocht de nood toch te hoog worden dan stopt de chauffeur een poosje om even de benen te kunnen strekken terwijl er dan tevens “toeback gezogen”kan worden. Er is een fles champagne voor de roker(s) die tijdens de reis met zijn verslaving weet te stoppen.”

Over het zingen: “Wanneer zingen we? Nu, dat is dikwijls, zeg maar zeeeeer dikwijls! Op een avond zullen we bij kaarslicht licht op onze partituur moeten zien te krijgen. Voorwaar een goede reden om “Gelukkig is het land” en enkele andere liederen uit ons hoofd te leren, hoewel … we hebben ze al dikwijls gezongen en echt verstaan zullen ze ons daar wel niet. Wanneer we nog meer zingen? In de bus onderweg naar huis! In Arlon (Luxemburg) houden we ons afscheidsdiner. Afscheid, hopen we, voor zeer korte duur. De bus en de chauffeur blijft de hele week bij ons. De chauffeur wil dit ook wel eens meemaken en “het weer in Nederland ben ik ook een beetje zat”, zei hij.

Een passage uit een Hellevoetse krant na de Toulonreis:

“Samen met nog acht andere koren deed het Voorne’s Mannenkoor mee aan het tweede Europees Lente Muziekfestival (Printemps musical Europeen de Toulon et Du Var). Helaas kon de vaste dirigent, dhr. Willem Meyboom, door omstandigheden de reis niet meemaken. Plaatsvervanger Kees van der Linden wist de zangers eveneens te stimuleren. De in totaal 600 zangers en zangeressen uit Europa vormden het koor voor de Ode an die Freude uit de 9e symfonie van Beethoven. Deze finale leverde hen een minutenlang applaus op van de meer dan drieduizend toeschouwers.”

Alle deelnemers aan de reis ontvingen enige tijd later namens de Touloncommissie Voorne’s Mannenkoor het boekje “Op zangersvoeten naar Toulon”. Het boekje was samengesteld en geschreven door Wil Waasdorp, koorlid en festivalganger.

Slotavond Toulonavontuur

Op zaterdag 9 september 1995 werd de slotavond van het Toulonavontuur georganiseerd. Een alinea uit de brief aan de koorleden:

“De slotavond van het Toulonavontuur was gepland op 26 augustus. Vanwege Het Rad van Avontuur zullen de meeste mannen op de avond van die dag, moe en voldaan, de makkelijke stoel verkiezen boven de houten feestzaalstoel. Daarom is de slotavond verschoven naar zaterdag 9 september”.

Dhr. Gardenier besluit met te zeggen dat bovenstaande slechts een greep is uit de rijke historie die het koor kent. De hoogtepunten zijn in ieder geval benoemd.

Van Oostvoorne's Mannenkoor naar Lighthouse Singers

Van Oostvoorne's Mannenkoor naar Lighthouse Singers

Dhr. Gardenier neemt nog altijd met veel genoegen deel aan het koor. Het nieuwe repertoire bevalt hem. Veel mensen kunnen meezingen op de liedjes die het koor zingt van onder andere Boudewijn de Groot, Wim Sonneveld, Ramses Shaffy, etc. Het is leuk om tijdens optredens respons uit de zaal te krijgen. En de nieuwe “outfit” voelt hij zich ook prettig.

Dit is het verhaal van een trouw en toegewijd koorlid.

Gecrashte straaljagers op Voorne-Putten

$
0
0

door: Bob Benschop

‘Ik hoorde het geluid van overvliegende straaljagers,’ verklaarde Adriaantje Weltevreden tegenover opperwachtmeester Romijn van de Koninklijke Marechaussee. Ze had die dinsdagmiddag 26 mei 1964 op het terras van de strandtent in Rockanje gezeten, toen ze getuige was van een spectaculair ongeluk. ‘Plotseling hoorde ik een klap in de lucht. Het was geen scherpe knal en ook geen doffe dreun. Ik keek in de lucht en zag ongeveer midden boven het Haringvliet een vliegtuig een flauwe bocht naar rechts maken. De hoogte kon ik moeilijk schatten. Toen het vliegtuig in die flauwe bocht draaide, kwam het plotseling in een steile duik omlaag en het viel in het water. Aanvankelijk dacht ik dat de piloot in het toestel aan het ‘stunten’ was, doch toen het vliegtuig kort boven het wateroppervlak kwam, begon het te draaien en in een spiraalbeweging dook het vliegtuig in het water, hetgeen gepaard ging men het opspatten van een waterzuil. Toen het vliegtuig naar beneden viel, heb ik geen rook gezien. Het vliegtuig heb ik in haar geheel onder water zien verdwijnen. Het is niet in stukken naar beneden gekomen. Toen het vliegtuig al even onder water was, zag ik een parachute in de lucht hangen, waaraan een man hing. De man werd later door een bootje uit het water opgepikt. Ik heb die parachute geruime tijd in de lucht zien hangen en ik schat deze tijd, gerekend met hetgeen in die tussentijd allemaal gebeurde ongeveer 40 a 45 seconden.’

Het was de 25-jarige piloot in opleiding Marcel Hurdebise die zichzelf tijdens een oefening met de schietstoel in veiligheid moest brengen. Zijn instructeur bleef rondjes boven het Haringvliet cirkelen terwijl redding onderweg was. Er werd nooit een bevredigend antwoord gevonden op de vraag wat de oorzaak van het ongeluk was, en tot overmaat van ramp zou de crash enkele dagen later nog een fataal vervolg krijgen.

 

Oefenvlucht

Majoor Holtz had eerder die dag twee gevechtsvliegtuigen geboekt waarmee hij met Hurdebise een instructievlucht zou maken om ‘Oefening 47’ uit het handboek uit te voeren: het maken van klimmende en scherpe bochten. Tijdens de voorafgaande briefing namen ze alle aspecten van de oefening door, zodat ze op het moment van opstijgen volledig waren voorbereid. Ze vlogen in twee Lockheed T-33 straaljagers waarmee ze richting de Zuid-Hollandse Eilanden koersten. Toestel M-17 werd bestuurd door majoor Holtz en toestel M-19 door M. Hurdebise, die overigens van de Belgische Luchtmacht was en een deel van zijn opleiding in Nederland volgde.

De twee vliegers vertrokken om 13:56 vanaf vliegbasis Woensdrecht en ze waren vanwege het heiige weer en daardoor slechte zicht gedwongen te klimmen tot 10.000 voet. Op die hoogte bevond zich geen bewolking en konden de oefeningen probleemloos worden uitgevoerd. De beide vliegtuigen bleven in ‘close-formation’ terwijl ze ‘normal’ en ‘double turns’, enkele klimmende bochten en twee ‘hard turns’ uitvoerden. Ze vlogen boven de kust van Goeree, nabij Stellendam, toen majoor Holtz opdracht gaf nog een ‘hard turn’ te maken, waarbij ze op volle snelheid een scherpe bocht van 180 graden maakten. Hurdebise manoeuvreerde zijn vliegtuig in positie, zodat ze de ‘hard turn’ in battle formation konden uitvoeren.

 

En toen ging het mis.

Hurdebise was zo’n 30 graden in de ‘hard turn’ gevorderd toen zijn toestel uit positie raakte en in een spiraalvlucht belandde. Aanvankelijk maakte het vliegtuig een ruime cirkelbeweging, maar geleidelijk werd deze krapper en steiler. Het toestel bleef dalen en nadat het onder de 7000 voet schoot, besloot de piloot de schietstoel te gebruiken om zichzelf in veiligheid te brengen. Toen hij uit de straaljager schoot, bevond de Lockheed zich al op zo’n 4000 voet en daalde steeds sneller. Het toestel crashte onder hem in het Haringvliet, en zelf hing hij nog een tijdje aan de parachute tot hij ook in het water belandde.

Daar had hij problemen met het opblazen van zijn dinghy, zijn reddingsboot, omdat de CO2-fles onvoldoende was gevuld en de handpomp ontbrak. Hij probeerde het bootje zelf nog verder op te blazen, maar kreeg daarbij water binnen, zodat hij die pogingen staakte. Hij wikkelde het deels opgeblazen vlot om zich heen en hield zichzelf daarmee drijvende. Daarna zat er niets anders op dan af wachten op redding.

1. Vermoedelijke vliegweg formatie 2. Vermoedelijke positie verbreken formatie 3 en 4. vermoedelijke vliegweg formatieleider na verbreken formatie 5. idem, tevens vliegweg waarop formatieleider parachute waarnam 6. Locatie wrak en leerling-vlieger

Die was inmiddels onderweg. Pieter Abraham de Bruijn, technisch ambtenaar 1e klas der Rijkswaterstaat, deed daar verslag van: ‘Op 26 mei 1964, omstreeks 14:15 uur, bevond ik mij aan boord van het meetvaartuig Honte, ter hoogte van het punt ‘De Kwade Hoek’, aan de noordkant van het eiland Goedereede. Wij voeren door het vaarwater De Pampus in de richting van de werkhaven van het Haringvliet. Op een gegeven moment keek de schipper van de Honte even achterwaarts en toen riep hij dat hij ongeveer drie kilometer achter het vaartuig, een grote waterzuil zag. Ik heb niets gehoord of gezien. Onmiddellijk wijzigde de schipper de koers van zijn vaartuig in de richting waarin hij de waterzuil had waargenomen. Toen hij 2 a 3 minuten in de nieuwe koers gevaren had, keek ik in de lucht en ik zag een man aan een parachute naar beneden komen. Terstond wijzigde de schipper weer zijn koers en nu in de richting waar de parachutist ongeveer 15 seconden nadien, in het water viel. Ik ben toen op de kajuit van het vaartuig geklommen, om beter te kunnen waarnemen. Toen wij ongeveer 10 a 12 minuten gevaren hadden, zag ik de parachutist en een klein stukje van een opblaasbare rubberboot in het water drijven. De parachutist stond in het bootje en zijn hoofd stak nog juist boven het water uit. Het bleek toen dat het de piloot van de straaljager was. Hij was uiterlijk kalm, doch zijn handen beefden. Hij sprak Vlaams. Nadat wij hem aan boord gehesen hadden, hebben wij hem voorzien van droge kleren, van koffie en een sigaret. Ik heb toen zijn naam opgenomen en per mobilofoon een en ander doorgegeven aan de vliegbasis Woensdrecht. De piloot vertelde aan de schipper, dat hij zijn vliegtuig niet in balans kon krijgen en toen in een spiraal naar beneden was gekomen. Waarna hij het toestel met de schietstoel verlaten had. Terwijl wij naar de piloot voeren, bleef een andere straaljager steeds in de buurt cirkelen. Wij hebben de piloot in Hellevoetsluis aan wal gezet en vandaar werd hij kort daarna met een helikopter opgehaald.’

Majoor Holtz had de crash aanvankelijk niet opgemerkt. Toen hij zijn leerling niet in zijn positie zag verschijnen, maakte hij enkele manoeuvres, maar kon het andere toestel niet ontdekken. Het opvragen van de positie via de radio leverde evenmin iets op, zodat Holtz omkeerde en uiteindelijk de parachute zag. Hij bleef rond de plek cirkelen waar Hurdebise terecht was gekomen, en toen hij zich er tenslotte van had overtuigd dat zijn leerling door een schip aan boord was geholpen, gaf hij de basis nog wat informatie door over de locatie van het vliegtuig en keerde terug naar Woensdrecht, waar hij om 15:14 landde.

Onderzoek

Onmiddellijk werd er een onderzoek gestart naar de oorzaak van dit ongeval. Het vliegtuig moest worden geborgen, de betrokkenen ondervraagd en eventuele ooggetuigen opgespoord. Marcel Hurdebise verklaarde dat alles normaal was gegaan tot hij de bewuste ‘hard turn’ moest uitvoeren. Gedurende die manoeuvre begon de neus onverwacht naar beneden te zakken. Hij trachtte het vliegtuig weer in een normale positie te brengen, maar het toestel reageerde niet op de bewegingen die hij met de stuurknuppel maakte. Hij zette alle besturingsonderdelen op neutraal en bewoog de knuppel in alle richtingen, waarbij hij geen druk ondervond, maar evenmin beweging in het toestel kreeg. Die verklaring zou er op wijzen dat er sprake was van een technisch mankement.

De dag na de crash werd door het meetvaartuig Honte gezocht naar de locatie van het wrak, dat al snel werd gelokaliseerd: het bleek op enkele meters diepte op een zandbank te liggen. Er gingen enkele dagen voorbij voordat er daadwerkelijk kon worden overgegaan tot het bergen van het toestel, dat werd uitgevoerd door het personeel van de Vaar- en Duikerschool der Genie uit Gorinchem.

Het staartgedeelte werd niet terug gevonden, maar de vleugels, de romp en de cockpit werden omhoog gehaald en voor onderzoek naar de vliegbasis in Woensdrecht overgebracht. Ondanks alle beschadigingen bleek de hoogteroerbesturing nog gewoon te werken. Enkele kabels van de rolroerbesturing waren gebroken, maar gezien de aard van de breuken moesten deze zijn veroorzaakt door de crash in het Haringvliet. De conclusie van het onderzoeksteam luidde dan ook dat de kans minimaal was dat een technisch defect de oorzaak was geweest. Omdat het staartgedeelte echter niet was geborgen, kon niet worden uitgesloten dat zich daar een storing had opgetreden, maar de technici aarzelden niet om op te merken dat de kans minstens zo groot was dat een fout van de leerling het ongeval had veroorzaakt.

De onderzoekers hadden ook nog een blik geworpen op de CO2 fles van het reddingsvlot. Een lek in de ‘nooduitlaat’ was de reden dat deze deels was leeggelopen, waarna uit voorzorg alle pompen van de luchtmacht op dit punt werden nagelopen. Een instructie uit 1962 had het handpompje van de uitrusting geschrapt, maar toevallig genoeg was dit punt twee weken eerder herzien. Maar omdat de pomp pas tijdens de eerstvolgende onderhoudsbeurt zou worden teruggeplaatst, was dit nog niet bij het betreffende toestel van Hurdebise gebeurd.

Als er geen overduidelijke technische fout was, moest de oorzaak elders worden gevonden. En toen werden de ogen gericht op de leerling. ‘De leerling vlieger heeft een neiging niet ruiterlijk uit te komen voor door hem als zodanig begane onjuistheden. De commissie [heeft verklaringen] waaruit blijkt, dat hij zo nu en dan door hem gemaakte, in een bepaald opleidingsstadium niet meer verwachte vliegfouten nogal eens probeerde goed te praten.’ Er werd gesuggereerd dat de vlieger in de heiige laag terecht was gekomen, waardoor hij gedesoriënteerd was geraakt, zijn instructeur uit het oog had verloren en daardoor in paniek was geraakt. De meningen waren verdeeld, want lang niet iedereen was ervan overtuigd dat de leerling (opzettelijk) fouten had gemaakt. Voorstellen om hem door een psycholoog te laten testen, werden daarom als overdreven beschouwd. Een andere instructeur van Hurdebise vond hem geen slechte vlieger, maar erkende dat hij wel af en toe slordige fouten maakte: ‘Ik acht het beslist niet uitgesloten dat de leerling te snel tot de conclusie kwam: het vliegtuig reageert niet, technische fout, ik spring.’ Hurdebrise bleef echter ontkennen dat hij een fout had gemaakt en was ervan overtuigd dat een technische fout het toestel onbestuurbaar had gemaakt. De onderzoekscommissie kon uiteindelijk dan ook niet anders dan concluderen dat de oorzaak van het luchtvaartongeval onbekend bleef.

Vlucht naar het Haringvliet

Twee dagen na de crash, op donderdagochtend 28 mei, belde de commodore J.C.J. Vermeulen naar de basis in Soesterberg met het verzoek om een vliegtuig, waarmee hij samen met zijn stafchef J. Vonk een oefenvlucht wilde maken. Ze wilden onder meer een kijkje nemen bij de bergingswerkzaamheden van de Lockheed T-33 waarmee Hurdebise in het Haringvliet was gestort. Om half elf arriveerde het tweetal op de vliegbasis, waarna de gebruikelijke formaliteiten werden doorgenomen. De gastvliegverplichting werd doorgenomen en formulieren getekend – de opdracht luidde ‘Vliegen algemeen’ – waarna het toestel om 11:20 uit de hangar werd getaxied en vijf minuten later vanaf baan tien opsteeg. Er werd gekoerst op 110 graden en geklommen tot 10.000 voet. De heiige laag van twee dagen eerder was namelijk nog niet verdwenen, dus vlogen ze op een hoogte waar de lucht helder en het zicht goed was.

Dat wolkendek vormde uiteraard een probleem: het was lastig bij het oriënteren, maar het verhinderde ook het kijkje bij de bergingswerkzaamheden dat ze wilden nemen. Ze vlogen eerst langs het vliegveld Ypenburg bij Den Haag en koersten vervolgens richting het Haringvliet. Om 12:13 was het laatste contact met de verkeerstoren, toen Vermeulen meldde dat hij was gedaald, maar zich nog steeds in de heiige laag bevond. Hij had geen idee waar hij was, want de zichtvliegomstandigheden waren minimaal. Onder hen bevond zich een gebroken wolkendek, maar de piloot besefte niet dat hij daardoor al tot een hoogte van slechts 500 a 600 voet was gedaald. Twee minuten later werd het contact verbroken, omdat het toestel zich met volle snelheid in een dijk bij Heenvliet boorde. De motor zat zes meter diep in de aarde, en het toestel was door de inslag geëxplodeerd, zodat de wrakstukken over een groot gebied waren verspreid.

Opperwachtmeester Romijn van de Marechaussee trok er weer op uit om proces-verbaal te maken. Hij beschreef de rampplek en speurde ooggetuigen op. Zo sprak hij met Jan Cornelis Luyendijk: ‘Op 28 mei 1964 omstreeks 12:15 uur, stond ik met mijn vader op de Wieldijk te Heenvliet in de omgeving van onze woning. Ik hoorde toen het geluid van een straaljager, die oostelijk van ons vloog en naar mijn mening van boven het Botlekgebied over de Maas kwam. Die straaljager vloog zeker niet boven Nieuwesluis of ten westen daarvan. Ik keek in de lucht en zag de straaljager op een hoogte van naar mijn schatting 300 a 400 meter en op datzelfde ogenblik zag ik een vlam bovenuit het vliegtuig komen. Die vlam was duidelijk zichtbaar. Onmiddellijk daarna dook de straaljager nagenoeg loodrecht naar beneden en verdween achter de bomen. Ik riep: ‘Daar dondert ‘ie naar beneden’ en een seconde later hoorde ik een klap en ik zag een zwarte rookkolom achter de boerderij van Van Beek opkomen. Ik ben op de fiets gesprongen en onmiddellijk naar de plaats gereden waar de straaljager was neergestort en was als eerste persoon bij het wrak. Verschillende stukken brandden nog en ik zag dat het vliegtuig aan kleine stukjes uit elkaar gesprongen was.’

De locatie van de rampplek is niet meer in het landschap terug te vinden, aangezien dit geheel is vergraven bij de aanleg van de Europoort.

Ook de negenjarige Elly Dam werd ondervraagd wat ze had gezien: ‘Tussen 12 uur en half een bevond ik mij bij de lammetjes in een weiland aan de Wieldijk te Nieuwesluis (Heenvliet). Ik zag toen een vliegtuig hoog in de lucht. Dat vliegtuig vloog eerst eventjes rechtuit en toen zag ik, dat het even ‘stilstond’ in de lucht. Toen viel het vliegtuig stil naar beneden en ik hoorde een harde klap en ik zag een grote rookzuil.’

Romijn beschreef nauwkeurig wat hij op de plek van de crash aantrof: in de dijk was een gat ontstaan met een doorsnede van ongeveer vijf meter en enkele meters diepte. In en om dat gat lagen de wrakstukken van het vliegtuig in grotere en kleinere stukken. Verschillende delen van het wrak brandden nog en werden door personeel van de vrijwillige brandweer van Heenvliet geblust.

Met een rood kenmerk is de locatie van de plek waar het vliegtuig is neergekomen op een hedendaagse kaart aangegeven.

Op enkele tientallen meters ten noorden van de plek lag een onontvouwde parachute, en diverse delen van een menselijk lichaam, totaal verbrijzeld en onherkenbaar. Een portemonnee met persoonlijke briefjes maakten identificatie van luitenant-kolonel Vonk mogelijk. Op honderd meter ten zuiden van het toestel waren de resten van zijn medevlieger J.C.J. Vermeulen aangetroffen, ook zijn lichaam was totaal uiteengereten en over een groot terrein verspreid. Enkele artsen van de Luchtmacht verzamelden en borgen de resten. Ze werden in zinken kisten opgebaard in een afgesloten ruimte in het Groene Kruisgebouw in Heenvliet en na schouwing van de arts in Heenvliet overgedragen aan de nabestaanden, waarna ze met militaire eer in hun respectievelijke woonplaatsen werden begraven.

Onderzoek

Ook hier werd onmiddellijk een onderzoek gestart. Van het toestel was weinig meer over, in ieder geval niet genoeg om iets zinnigs te kunnen melden over eventuele mankementen. Aan de ervaring van de piloot hoefde niet te worden getwijfeld, maar indien hij daadwerkelijk onder het wolkendek was gaan vliegen om de werkzaamheden van de bergingsploeg te kunnen bekijken, was dat een overschrijding van zijn bevoegdheid. Hij maakte op dat moment namelijk zonder controle van een grondstation een daling door de mistige laag in een druk bevlogen gebied. Indien er geen zicht is op de horizon moet er door de piloot gevlogen worden op de instrumenten in de cockpit. Dit vergt veel kennis en op dat punt schoot de ervaring van Vermeulen tekort. De onderzoekscommissie concludeerde in het eindrapport dat het vermoedelijk een moment van zelfoverschatting was, waarna de piloot door desoriëntatie het macht over het vliegtuig verloor en in een situatie terecht kwam die hij niet kon hanteren. Toch bleven er twijfels bestaan of dit de werkelijke oorzaak was, zodat ook dit onderzoek geen bevredigend antwoord opleverde.

Het was een bijzondere loop van omstandigheden, die in korte tijd op Voorne-Putten tot twee crashes leidde. De ongelukken waren uiteraard het gesprek van de dag, maar na verloop van tijd raakten deze spectaculaire incidenten weer in de vergetelheid. En aangezien de dijk in Heenvliet enkele jaren laten werd vergraven vanwege de aanleg van de Europoort, is de locatie ook niet meer in het landschap herkenbaar. De onderzoeksrapporten werden afgesloten en opgeborgen en iedereen ging weer over tot de orde van de dag.

 Het vliegtuigongeluk in 1961

Een ander vliegtuigongeluk deed zich voor op avond van donderdag 13 april 1961, toen een Nederlandse en Amerikaanse straaljager tijdens de oefening ‘Driftkop’ met elkaar in botsing kwamen. In een rakelingse manoeuvre raakte de vleugeltip van de Amerikaan de cockpitkoepel van de Nederlander, waardoor het Nederlandse toestel uit balans raakte en de piloot zich niet meer met de schietstoel in veiligheid kon brengen. Dat incident vond plaats boven Goeree, waarna het toestel in de Roompot neerstortte, iets ten zuiden van Haamstede. De 13-jarige Gerard Overbeeke uit Burghsluis zag het vanuit het raam van zijn slaapkamer gebeuren: ‘Tussen het geleidelicht van de haven van Burghsluis en de seinpaal zag hij een bol uit elkaar spatten. Dit vuur was maar even zichtbaar en terstond daarop hoorde hij een harde knal waarvan de woning trilde.’ De Amerikaan wist veilig naar vliegbasis Soesterberg terug te keren, maar de Nederlander was dagenlang spoorloos. De oorzaak van het ongeluk bleek achteraf allemaal te wijten aan technische fouten, die tijdens de check voorafgaande aan de vlucht niet opgemerkt waren.

1-3. Locaties van de ooggetuigen van de explosie op het moment dat het vliegtuig het water raakte. 4. Locatie van de gevonden helm 5. Locatie van de gevonden vleugel van de 6. Locatie van het gevonden stuk aluminium 7. Vermoedelijke plek waar het Nederlandse toestel is neergestort.

De volgende dag werd bij Stellendam een stuk vleugel van 80 bij 53 centimeter gevonden, en in een akker bij het plaatsje Zonnemaire op Schouwen-Duiveland een pilotenhelm. In de nabijheid werden ook nog andere onderdelen aangetroffen, zoals een stuk aluminium met rubber en een gebogen stuk glas. Ook op Voorne-Putten werden enkele kleine stukken aangetroffen. De 58-jarige Arie Klok, landbouwer te Rockanje, verklaarde tegen opperwachtmeester Monster het volgende: ‘Ongeveer twee weken geleden heb ik een perceel bouwland van mij, liggende in de polder De Quack onder de gemeente Hellevoetsluis, zodanig bewerkt dat het vrij vlak kwam te liggen. Vanmorgen 15 april 1961 heb ik dat perceel bouwland tezamen met personeel, met kunstmest bestrooid. Omstreeks 10:30 uur vonden wij op dat perceel bouwland een stuk aluminium. Dat stuk lag plat op de grond en had er kennelijk nog niet lang gelegen. Kort na het vinden van dat stuk vonden wij nog een stukje aluminium. Dat stukje lag ongeveer 25 meter van de plaats waar wij dat andere stuk vonden. Daar ik vermoedde dat die stukken aluminium afkomstig waren van een vliegtuig en mogelijk van het vliegtuig, dat deze week als vermist is opgegeven, zijn die stukken door ons opgeraapt om mee naar huis te nemen en daarna aan U eventueel af te geven. Dat kleine stukje had één van mijn personeel bij zich, maar dat heeft hij op weg naar huis verloren. Het grotere stuk heb ik  in mijn woning.’

De wachtmeester nam het stuk aluminium in ontvangst en zocht de omgeving af naar verdere resten. Hij vond het onderdeel terug, maar afgezien daarvan leverde zijn speurwerk niets op. Dus hij maakte proces-verbaal op en droeg alles over aan de brigadecommandant van de Koninklijke Marechaussee in Rotterdam. Daarmee was het onderzoek naar het vliegtuigongeluk voor wat betreft Voorne-Putten afgedaan.